De accomodatie was minder te noemen. "Minder dan wat?", hoor ik iemand vragen. Deze vraag kan niet onbeantwoord blijven, dus hier komt het: het kindeke jezus. "Dat is een raar antwoord", zegt een ander. Dat klopt, daarom zal ik het uitleggen. U weet wel, het kindeke jezus, onze redder in nood en de man die een brood en een vis in 250 stukjes kon snijden. Ga daar maar eens aanstaan: 250! Als je "tweehonderdvijftig" uitspreekt dan voelt het al aan als veel, zeker als het stukjes brood en vis zijn. Nu moet ik erbij zeggen dat ie dit alleen maar deed omdat ie de truc met het net aan de andere kant van de boot in het water hangen nog niet kende. De Arimateeers, zo heette de groep waar jezus toe behoorde, kon maar tot 250 tellen. Dus die 250 stukjes brood kunnen er ook meer geweest zijn, want alles boven de 250 noemden de Arimateeers ook gewoon 250.
Volgens volksetymoloog Tol van Ham is de rekenkunde door de Arimateeers uitgevonden en komt het engelse woord arithmetic van het woord Arimateeer. "Wat een rare naam, Tol", onderbreekt iemand mijn verhaal. Tol van Ham heet officieel ook helemaal geen Tol van Ham. Eigenlijk heet hij Anatoly Sjtolsjnijetzsjtin, maar omdat iedereen aan wie hij zich voorstelde zijn voornaam raar vond en zijn achternaam niet kon onthouden heeft hij zijn naam veranderd in Tol van Ham. Tol, omdat dat zowel in Anatoly als in Sjtolsjnijetzsjtin voorkomt en van Ham, omdat dat lekker nederlands klinkt. Ik vond dat Tol een beetje kolder zat te verkopen met zijn verhaal van arithmetic en Arimateeer, dus ik ging maar eens bij hem langs om hem dat in zijn gezicht te zeggen. Natuurlijk was die kloefkapper er niet. Ik zag geen andere keus dan op een ander tijdstip terug te keren. Aldus gebeurde en een paar dagen later werd er op zijn deur gehengst. Niet geheel toevallig door mij. Hij deed open en ik eiste uitleg over arithmetic en Arimateeer. Dat gaf hij. Ik vond het kolder. "Die Arimateeers", zei ik, "konden niet eens tot 251 tellen! Dus is het raar dat de Arimateeers de rekenkunde hebben uitgevonden". Tol begon met een paraplu te zwaaien en ik was genoodzaakt mijzelf uit de voeten te maken.
Het blijft knap dat jezus een brood en een vis in 250 stukjes kon snijden (of meer natuurlijk, maar dat maakt het alleen maar knapper). Hij had daarvoor een speciaal mes gebruikt dat hij bij zijn geboorte gekregen had van een van de drie koningen. Eigenlijk had die koning hem mirre willen geven, maar dat had hij onderweg geruild tegen een frietkraam. "Een frietkraam? Hoe kan dat nou?", weer onderbreekt iemand mij. Onderweg vanuit het oosten naar de stal kwamen de drie koningen een frietkraam tegen. De koning van de mirre had zo'n ontzettende zin in een patat speciaal en een kaassoufle, maar de eigenaar van de frietkraam had geen wisselgeld voor een pot mirre. Na wat aandringen was hij wel bereid te ruilen. Toen de koning zijn patat en kaassoufle op had en voor de andere twee koningen een patat oorlog (groot) en een patat pinda en een kroket had gebakken, bedacht hij zich dat hij het kindeke jezus geen snackkar voor zijn geboorte kon geven. Het enige dat hij verder bij zich had was een mes. Hij gaf jezus dat mes. Het was een speciaal mes, een fileer- en broodmes in een. De koning legde het mes in de kribbe.
JA! Nu zijn we eindelijk waar we wezen moeten. De accomodatie waar ik die nacht verbleef was minder dan de kribbe van het kindeke jezus. Die had er tenminste nog stro in liggen.